woensdag 29 februari 2012

Aangelanden


We fietsen door vroeger. Een vroeger gemaakt uit velden, dijken, kreken en boerderijen. Waar het ruikt naar poldergrond en tegenwind geeft. Het is ook mijn vroeger van een halve eeuw geleden. De voltooid verleden tijd van een grootvader douanier, een metalen wasteil op zaterdagavond in de eetkamer, een Volkswagen Kever in de schuur. Een vroeger zo oud als de dorpsnamen hier rondom. Sint-Jan-in-Eremo. Waterland-Oudeman.
Daar doorheen fietsen wij over asfalt gegoten bovenop voor eeuwig bedoelde kasseien.
Over de omheining van een kleine weide is een schaap naar de vrijheid gesprongen. Een vrouw van rond de veertig, gevolgd door haar mompelende moeder, drijft het dier terug bij de kleine kudde, in een dialect dat niet van hier is.
Net als een halve eeuw geleden wacht aan de oever van een kreek een reiger. Maar toen niet voor lang, omdat ik in mijn handen klapte van zodra ik hem zag. Om hem te zien schrikken. Om hem te zien wegvliegen. Om te doen alsof ik de wereld naar mijn hand kon zetten. Al lukte dat indertijd al niet met mijn grootmoeder die mij en mijn broertje meetroonde over veldwegels en polderdijken, gewapend met een thermos thee en koekjes.
Nu, vijftig jaar later, zak ik uit ons zevenkoppig peletonnetje weg om te kijken naar de reiger die zich klaarhoudt om op te vliegen. Hij aarzelt. Weet hij niet waarheen? Met enkele schichtige rukken schiet zijn snavel van links naar rechts. Twee korte knikken door zijn poten en nog een laatste twijfel. Dan zwaait hij breed open en trekt weg over vroeger en nu. Over stoppelvelden, roepende kinderen. Over de gezichten, de stemmen van voorbij.‘Terug!’ roept één van mijn afstammelingen van ver op zijn al terugkerende fiets. We zijn een verkeerde weg ingereden. Straks komen wij nog te laat aan bij de rest van de familie om de oudste dochter van de grootvader douanier en de grootmoeder van de thee te vieren. Nu al tachtig jaar fietste ze hier en elders tussen nu en vroeger.