zondag 18 maart 2012

沈黙


Enkele ogenblikken vóór de minuut nationale stilte om de plotsklapse dood van achtentwintig landgenoten. Twee grote camera’s op drievoeters focussen op een benedenplatform aan de perrons van het Antwerpse Centraal Station. Daar zitten scholieren op een zwarte, arduinen bank. Op de grond liggen tekenbladen met namen en woorden. Troost op papier gezet. Een reporter met een oranje micro haalt grapjes uit met zijn geluidsassistent, nu de camera’s nog niet draaien en de beste kijkers nog niet inschakelden.
Als door een toevallige samenloop –‘Is hier iets te doen?’- houden enkele vrouwen, dan een jong koppel en daarna nog drie mannen halt rond de opengroeiende plek in het midden van de stationshal. Ook op de bovenverdieping, waar ik sta, blijven mensen haperen, leerlingen van een andere school leunen over de metalen reling. Fotoapparaten duiken op. Eén voor elf, zestien maart tweeduizend en twaalf. Er is nog gezucht van een paar treinen te horen. En geroezemoes, zacht gegalm uit de aders van dit station.
Alsof wij allemaal op haar staan te wachten stapt een Japans meisje in de lege plek van de zich opmakende stilte. Ze draagt op haar zwarte, lange haren een briljantrode, gebreide muts die bedoeld achteloos over haar hoofd hangt. In de linkerhand houdt ze met drie vingers een dikke leespocket omhoog, nu ze in haar lectuur verrast onderbroken werd door de gsm in haar rechterhand. Ze praat met de overkant van de lijn, kijkt rond, zoekt een uitweg of een aanduiding. Maar zo merkt ze de toenemende stilte, de tijdelijk samentrekkende wolk van verslagenheid rond zich niet op. Ze ziet, ze hoort de blikken niet: ‘Kinderen van hier, meisje.’ ‘Die nog wilden lezen, sms’en, reizen en mooi zijn zoals jij.’ Ze draait een, twee keer op haar hielen en vindt een pad doorheen het cordon triste. Terug naar af. De lege plek herstelt zich, voor even, tot wanneer onder dit immense rode, overwelfde decor een stem opnieuw de vertrektijden aankondigt.