dinsdag 15 mei 2012

De wereld vergaat en wij mogen erbij zijn



‘We gaan allemaal dood. Met die onrechtvaardigheid willen we niet, maar moeten we wel leven,’ orakelde de danseres in het blauwe pak. Danseressen, hoopte ik nog bij het begin van de voorstelling, dansen. Maar deze niet. Zij sprak, zij doceerde, zij vertelde. Nu en dan danste zij een beetje, als terloops, alsof ze ons wilde geruststellen en tonen dat ze dat kon. De helft van die korte danstijd deed zij bovendien de paar dozijn toeschouwers  in de studio meedansen, mee bewegen. ‘Very well, thank you,’ zei ze daarna, terwijl ze ons scherp aankeek. Dat kon ze goed, ons in de ogen kijken. Met haar blauwe ogen. Ze had ooit –ook dat vertelde ze- na de publicatie van een interview de reporter terechtgewezen: haar indringende ogen waren niet groen, maar blauw.


Na haar ‘very well, thank you’ begon ze vier van haar dansmeesters (dansten die?) te portretteren en stelde ze haar publiek beklijvende vragen. Welke handtekening wij onder onze levens wilden zetten? Of wij onze eigen stem al hadden ontdekt? Misschien waren er daarom die avond drie pauzes. Om na te denken over haar woorden en ons bestaan, bij een glaasje wijn en het programmaboekje.
Twee keer kwam ik uit de pauze met nieuwe hoop. Nu, dacht ik telkens, zal zij haar handtekening onder deze avond zetten. Beelden, figuren, lijnen maken van haar eigen stem. Ze zal dansen, doen waarin zij, naar horen zeggen, uitblinkt. Tonen waarvoor wij gekomen waren. Maar na de eerste pauze liep ze als achteloos langs de muren van de studioscène, controleerde ze de knop van de verwarmingsinstallatie, probeerde ze een cassetterecorder, rolde een gordijn naar beneden. En ze vertelde. Na de tweede pauze liet ze zich door een toeschouwer interviewen over diamanten, krijgsheren en de illusies die mannen en vrouwen scheppen met diamanten.

Onder de derde pauze spoedde ik mij naar de laatste trein naar huis. Terwijl de danseres, misschien, uitverteld was en danste.