donderdag 21 juni 2012

Navelstaren



Het oudste spoor van mijn lijf en leden is in opspraak. Het fossiel van mijn prehistorie, de schroeivlek van de take off in mijn kringloopruimte, de enige plek waardoor ik onomwonden moet toegeven niet van engelen af te stammen eist deze dagen aandacht op. Terwijl ik al ruim een halve eeuw probleemloos leef met mijn bukepitje, zoals mijn geliefste dat zo mooi veroostendst, ben ik de jongste tijd bezorgd aan het navelstaren.

De huisarts vond dat het tijd werd. ‘Als jij nu niet laat ingrijpen, wordt het alleen maar erger. Vroeg of laat wordt het zelfs gevaarlijk en bij een complicatie verga je van de pijn. Je mag er niet aan denken dat het je overkomt als je in de aap gelogeerd bent.’ Waarmee hij bedoelde: ergens onderweg in Afrika, in al die savannes zonder dokters. Ik was sedert de eerste knip in mijn navelstreng al van minder sprakeloos en snel inschikkelijk.

Van over de oceaan kwam er in de daaropvolgende dagen een mailbericht: ‘Trek het je niet aan, maar geef die toestand een andere naam. De Romeinen zijn daar erg behulpzaam in.’ Sedertdien zit, stap, slaap en ontwaak ik niet langer met een navelbreuk, maar met een hernia umbilicalis. Hernieuwde geboortepijn. Terug naar af. Na al die jaren onafhankelijkheidsstrijd, met eigen hymne en vlag, credo, god en hoofdstad en niet te evenaren pyrrusoverwinningen word ik, kleine zelfstandige in het leven, onontkoombaar aan mijn navelstreng herinnerd. Door een tweede breuk erin word ik verplicht, om verdere uitwassen te voorkomen, mijn rijksgrenzen van een vazalstaat, te erkennen. Dat alles of het meeste te leen gekregen is.

Ik stuur ik u dit bericht als enige kennisgeving. Als ik na de ingreep er weer bovenop ben, ga ik op bezoek bij mijn moeder, de weefster van mijn navelstreng. Om een kopje koffie te drinken, te zien dat de tuin er mooi bij ligt en haar te zeggen dat alles weer in orde is. Om daar de vlag van mijn onafhankelijkheid te strijken, voor een uur of twee.