Gisteren, Rik, verscheen er een intrigerend filmpje op de
webstek van de krant. Een reporter maakt zich klaar om een onrustwekkende
verdwijning aan te kondigen. Terwijl hij, de micro los in de hand, nog even de
tekst op zijn blad doorneemt, wandelt uit de achtergrond een man naar de
reporter en de camera toe. ‘Hallo,’ begroet de journalist hem als hij
voorbijkomt, om dan te kunnen beginnen met zijn opsporingsbericht. Opnieuw
kijkt de reporter naar zijn notities, dan naar de voorbijkomende man en terug
naar zijn blad, terwijl hij ineens beseft dat de voorbijganger de vermiste
persoon ís.
Zo, Rik, wou ik dat het gerucht over jouw dood wordt
rechtgezet. Want, op je drieënvijftigste doodgaan, Rik, dat doe je toch niet? Joggend
door Brussel, op twee kilometer van de aankomst, waar je zoon naar je stond uit
te kijken?
Gisteren wachtte ik in de kerk met veel andere ongelovigen
op jou. Je kwam maar niet. In afwachting rapten leerlingen over jouw kameraadschap
met hen, over jouw filosofen en hoe die verbonden zijn met het nieuws in de
Metro. De schooldirectrice repte ook, over je chaos en hoe je buiten de
lijntjes kleurde. De pastoor herinnerde zich hoe je in zijn kerk nà het kyrie
binnenkwam en vóór zijn zegen buiten stond.
En wij maar wachten, Rik, tot ver voorbij het kyrie, helemaal
ongerust over de goede afloop toen je foto werd uitgedeeld. Als een
opsporingsbericht, met je naam, je geboortedatum en een hint van een dichter.
Hoezo, je zou niet meer komen? Moet ik nu naar Kloosterheide
om je verder over Brazilië, over de nieuwe wereld te horen preken? Gaan wij
dààr ons gesprek over jouw sex appeal verderzetten? Is het echt op
Kloosterheide dat je voortijdig op rust gaat, zoals men fluistert? Rik?
Tot hier mijn bericht over jouw verontrustende vermissing. Ik
zoek in de ogen van mijn cameraman een twinkeling, om daarna achterom te kijken.
En om met voorbedachten rade ‘hallo’ te zeggen als jij, Rik, komt aangewandeld.