‘Is het al afgelopen, mama?’ vraagt het kind. Net als zij hoopte ik ook op een nog alles overtreffende vuurhemel. Adembenemend was het vuurwerk tot daarnet, maar nu is het zomaar afgelopen. De bijna duizend mensen op de kaaimuur tussen de rivier en de heuvel drijven terug uiteen. Achter ons schuift de rivier verder, van onder de ene brug, langs enkele bedden waterlelies, naar de volgende brug. Boven ons, onverstoorbaar, de sterren.
Wat er
vanavond nochtans al niet geprobeerd was om op de rivier en de sterren indruk
te maken! In de aanloop naar het spektakel benoemde mijn zoon de opvallendste
van de sterren. Een satelliet zeilde zonder verpinken over de hemelkoepel. Andermans zoon kribbelde met een laserstraal
op gevels en bomen aan de overkant van de rivier, terwijl meer en meer volk uit
de feestwijken van de stad naar de oever afzakte.
En toen
moest het vuurwerk nog beginnen. Met lange pauzes ertussenin kondigden drie
droge, harde knallen de opening aan. Een tijdje nadat het wolkje van de derde
knal verdwenen was, gierden een eerste, tweede en dan een derde pijl fluitend, trillend
de donkere hemel in. Ruimtemuziek –‘Inception!’ fluisterde mijn zoon- en een indrukwekkende
basstem met een onbegrijpelijke boodschap uit grote geluidsboxen vermengden
zich met de ontploffingen en sproeiende kleuren in de lucht. Het duister, de
rivier en de sterren werden overmeesterd. Ogen en smartphones glinsterden in
vervoering. Na explosies en filmmuziek –Psycho Rock en Amélie Poulain wist ik
zelf- overspoelden twee apotheosen van fonteinen en boeketten de menigte. Als
oefeningen voor de grote finale, dacht ik.
Tot daarnet de
gensters in stilte neerdaalden en ik met het kind uitkeek naar nog, naar meer,
naar het grootste.